Voorwerpenspel

Algemeen (per organisatie)

  • Duur – 30 minuten
  • Deelnemers – min. 6 / max. 12
  • Afmeting – Afstand tussen het blauwe en rode vak: 8 meter / Afstand tussen het groene en gele vak: 4 meter

Materiaal

  • Dopje 24x (4x per vak)
  • Fluitje 1x
  • Hoepel 4x
  • Pittenzakje 4x
  • Stip 4x
  • Pion 4x
  • Frisbee 4x
  • Lintje 4x (voor uitbreiding)
  • Springtouw 4x (voor uitbreiding)
  • Bal (klein) 4x (voor uitbreiding)

Organisatie

Verdeel de kinderen over de vakken.
Er moeten minimaal 2 kinderen per vak staan.

6 kinderen -> 3 vakken (2 per vak)
7 kinderen ->
3 vakken (2 per vak, 1 kind mag dan de scheidsrechter zijn. Volgende ronde is een ander kind de scheidsrechter)

8 kinderen ->
4 vakken (2 per vak)
9 kinderen ->
3 vakken (3 per vak)
10 kinderen ->
5 vakken (2 per vak)
11 kinderen ->
5 vakken (2 per vak, 1 kind mag dan de scheidsrechter zijn. Volgende ronde is een ander kind de scheidsrechter)

12 kinderen ->
6 vakken (2 per vak)

Aandachtspunten 

  • Er mogen geen dubbele materialen in 1 vak liggen aan de start van het spel
  • Er mag maar 1 voorwerp per kind meegenomen worden
  • De spullen moeten zichtbaar in de vakken liggen (niet verstoppen)

  

Plattegrond 

Oefenstof

Oefening

De groepjes spelen kwartet tegen elkaar.
Elke groep probeert kwartet te maken in zijn eigen vak (4 dezelfde spullen bij elkaar). Daarvoor moeten zij bij de andere groepen spullen weg halen. Het groepje dat als eerste 4 dezelfde spullen in zijn vak heeft, heeft gewonnen. De spelleider gebruikt het fluitje om het begin- en eindsignaal aan te geven.

Daarna worden de spullen weer verdeeld en spelen ze het spel opnieuw.

Tip:

  • De kinderen moeten met het groepje eerst overleggen welke spullen zij gaan verzamelen.
  • Als je ziet dat een vak al 3 dezelfde spullen in het vak heeft liggen, kan je daar het beste een voorwerp weghalen, anders winnen ze.
Uitdagender maken: verminder het aantal kwartetten in het spel