Stand in de mand
Algemeen (per organisatie)
- Duur – 15 minuten
- Deelnemers – min. 6 / max. 12
- Afmeting – geel vak van 1 bij 1 meter / blauw vak van 3 bij 3 meter
Materiaal
- Bal (groot) 1x
- Dopje 12x
De organisatie
Maak een vierkant van dopjes. Binnen dit vierkant staat een kind met de bal. Maak om dit vierkant nog een vierkant. In dit vierkant staan de rest van de kinderen.
Aandachtspunten
Begin bij elke nieuw spel weer in de vierkantjes.
Plattegrond
Oefenstof
De oefening
Een kind start met de bal in het kleine vierkant (gele dopjes). De andere kinderen staan in de buitenste vierkant (blauwe dopjes). Het kind gooit de bal recht omhoog en roept: ‘Stand in de mand en de bal is voor <naam>. Iedereen rent hard weg uit het vierkant, behalve <naam>, die moet de bal z.s.m. pakken. Als je de bal hebt, roept je: ‘Stand in de mand.’ Op dat moment moet iedereen stoppen met rennen en zijn benen wijd zetten (als een poortje).
<Naam> moet proberen om de bal door iemands poortje te rollen.
Gelukt? Dan mag het kind die de bal rolde als volgende de bal in de lucht gooien vanuit het kleine vierkantje.
Niet gelukt? Dan moet het kind op wie een poging werd gedaan om de bal door de benen te rollen de bal in de lucht gooien vanuit het kleine vierkant.