Duo samenwerking!

Algemeen (per organisatie)

  • Duur – 30 minuten
  • Deelnemers – min. 6 / max. 12
  • Afmeting: Diverse afstanden voor diverse oefeninge

Materiaal

  • Pion/Bucket 4x
  • Bal 4x
  • Touw 1x
  • Hoepel 12x (4 kleuren)
  • Pittenzakje 4x (4 kleuren)
  • Dopje 2x

Organisatie

De kinderen werken de diverse oefeningen in tweetallen af

Aandachtspunten 

Samenwerking door communicatie is belangrijk

  

Plattegrond 

Oefenstof

Oefening

De kinderen werken 6 oefeningen af en voor iedere oefening krijgen zij 3 minuten de tijd. Lukt een oefening? Dan kijken zij of het binnen de tijd nog een keer lukt!

Oefening 1: De balancerende bal
De kinderen houden beiden een touw vast waar een bal op balanceert. Wanneer zij een korte oversteek (5 tot 10 meter) hebben gemaakt proberen zij, door het touw te ‘openen’ in de bucket te laten vallen van minimaal 50 cm hoogte

Oefening 2: Hoepelknoop
Het tweetal houdt elkaar met één hand vast en één van het tweetal staat in een hoepel. Zonder de hoepel met de ‘losse’ hand aan te raken, moet de hoepel van het ene kind, via het andere kind op de grond komen te liggen

Oefening 3: Rugbal
Twee kinderen houden een bal tussen hun rug en wanneer zij de oversteek maken, mogen zij deze niet meer met de handen raken. De oversteek is zijn maken is 10 meter en de bal moet uiteindelijk in de hoepel aan de overkant stilliggen (in een hoepel of bucket). Lukt dit? Goed gedaan! Rolt de bal weg, dan snel nog een keer proberen…

Oefening 4: Boerenkruiwagen
De boer(in) houdt een ander kind bij de benen vast en dit is de kruiwagen. Op de route van deze kruiwagen liggen 4 kleuren pittenzakjes (groenten) en er wordt een route gelopen langs 4 verschillende kleuren hoepels (groentenbakken). Bij iedere hoepel wordt een zakje in de hoepel gelegd door de boer. Wanneer de route is afgelegd worden de rollen omgedraaid. De route kan zelf worden ingevuld.

Opdracht 5: Blinde test        
Eén kind heeft een blinddoek voor en de ander moet commando’s geven: mag alleen links, rechts, voor en achter zeggen. De weg lijdt uiteindelijk naar een hoepel toe waar het geblinddoekte kind in moet eindigen om het te halen. Hierna volgt snel de andere speler.

Opdracht 6: Eilandjes gooien!
Eén van het tweetal staat achter twee dopjes (het strand) en op diverse afstanden van dit strand liggen 4 hoepels (eilandjes). Het kind op het strand heeft de strandbal en gooit deze naar zijn/haar maatje in een hoepel. Wordt de bal heen en weer gegooid zonder dat de bal valt, mag diegene van eiland wisselen totdat alle eilandjes zijn geweest. Als dit het geval is wisselt het tweetal van functie.