8+ / Knallen! – Kern

Zeskamp

Algemeen (per organisatie)

  • Duur – 35 minuten
  • Deelnemers – min. 6 / max. 12
  • Afmeting – Afstand tussen de rode stippen: 10 meter

Materiaal

  • Lintje 12x
  • Bal (klein) 12x
  • Dopje 36x
  • Bucket 2x
  • Pittenzakje 6x

Organisatie

Ieder kind start op de stip. Iedereen doet tegelijk dezelfde oefening.

Aandachtspunten 

Als een nieuwe oefening begint, staat ieder kind weer op een stip

  

Plattegrond 

Oefenstof

Oefening

De winnaar(s) van elk spel, mag een lintje omdoen. Wie heeft er na de 6 spellen de meeste lintjes? Je kan na de zeskamp iedereen zijn lintje laten inleveren en het nog een keer spelen.
In de plattegrond worden de verschillende spelen per rij getekend.

  1. Sprinten
    Sprint van de dopje naar dopje. Hoe vaak ren je heen en weer in 1 minuut?
    Het kind dat het meeste heeft gesprint, heeft gewonnen.
  2. Kogelstoten
    Leg de bal in je nek. Stoot de bal zo ver mogelijk naar voor.
    Leg een dopje op de plek waar de bal neerkwam. Vervolgens doe je het nog een keer en probeer je verder dan je dopje te stoten.
    De spelleider geeft aan wanner je mag stoten en de bal mag halen.
    Herhaal dit 3x. Er staan dus per kind 3 dopjes in het veld.
    Het kind dat het verste na deze 3 beurten heeft gegooid, heeft gewonnen.
  3. Loopsprongen
    Spring in zo min mogelijk sprongen naar het andere dopje.
    Hoe vaak moet je springen om de overkant te halen?
    Herhaal dit 3x
    Het kind dat de minste springen nodig had, heeft gewonnen.
  4. Balletje vangen met pion
    Maak 2-tallen. De duo’s gaan in 1 minuut proberen om zoveel mogelijk de bal over te gooien naar elkaar. De bal mag alleen gevangen worden met een omgekeerde bucket. Het telt alleen mee als de bal niet gevallen is op de grond.
    Het duo met de meeste gevangen ballen, heeft gewonnen.
    Eenvoudiger maken: pittenzakje gebruiken i.p.v. een bal
  5. Dribbelen met de bal
    Dribbel met de bal om de 3 dopjes (heen en terug).
    Het kind dat als eerste met bal terug is op de stip, heeft gewonnen.
  6. Kruiwagenrace
    Maak 2-tallen. Kind A is de kruiwagen en kind B houd de bovenbenen van kind A vast. Ze sprinten naar de andere stip, daar moeten ze z.s.m. wisselen van functie.
    Kind A houd dus de bovenbenen van kind B vast.
    Het duo dat als eerste terug is bij het dopje, heeft gewonnen.
In de video: Pion = Bucket