Dribbelen en passen

Algemeen (per organisatie)

  • Duur – 15 minuten
  • Deelnemers – min. 6 / max. 12
  • Afmeting – Rechthoek van 10 bij 6 meter

Materiaal

  • Dopje 8x
  • Bal 4x

Organisatie

De kinderen worden verdeeld in groepjes van 3 en staan tegenover elkaar. De bal begint bij het 2-tal.

Aandachtspunten 

  • Dribbelen: Duw de bal naar beneden, niet slaan
  • Dribbelen: Stuiterhoogte: naast je heup
  • Passen: de bal wordt bij de ‘oren’ vastgehouden met de ellebogen opzij
  • Passen: zet een stap naar voren als je passt

  

Plattegrond 

Oefenstof

Oefening

  1. Hoge dribbel: je dribbelt (loopt rechtop) naar je maatje aan de overkant en geeft de bal over. Dit wordt de snelle dribbel genoemd. Voer deze oefening met beide handen uit.
  2. Bouncepass: je passt de bal naar je maatje aan de overkant via een stuiter op de grond. Je loopt de bal achterna en sluit achteraan.
  3. Lage dribbel: je dribbelt (laag bij de grond, veel balcontact) naar je maatje aan de overkant en geeft de bal over. Met deze dribbel heb je veel controle over de bal. Voer deze oefening met beide handen uit.
  4. Chestpass: je passt de bal naar je maatje aan de overkant, je duwt de bal vanaf borsthoogte richting borsthoogte van je maatje. Je loopt je bal achterna en sluit achteraan.
  5. Dribbel en pass: je loopt tot de pion in het midden met een hoge dribbel, vervolgens dribbel je ‘laag’ eromheen en daarna pass je de bal met een chest- of bouncepass naar je maatje. Je loopt je bal achterna en sluit achteraan. De dribbel probeer je met beide handen uit te voeren.