Activiteit 1
Dribbelen en scoren
Instructievideo
Organisatie
De kinderen worden verdeeld in groepjes van 3 en staan tegenover elkaar. De bal begint bij het 2-tal.
Aandachtspunten
- Dribbelen: Duw de bal naar beneden, niet slaan
- Dribbelen: Stuiterhoogte: naast je heup
- Passen: de bal wordt bij de ‘oren’ vastgehouden met de ellebogen opzij
- Passen: zet een stap naar voren als je passt
Oefening
- Hoge dribbel: je dribbelt (loopt rechtop) naar je maatje aan de overkant en geeft de bal over. Dit wordt de snelle dribbel genoemd. Voer deze oefening met beide handen uit.
- Bouncepass: je passt de bal naar je maatje aan de overkant via een stuiter op de grond. Je loopt de bal achterna en sluit achteraan.
- Lage dribbel: je dribbelt (laag bij de grond, veel balcontact) naar je maatje aan de overkant en geeft de bal over. Met deze dribbel heb je veel controle over de bal. Voer deze oefening met beide handen uit.
- Chestpass: je passt de bal naar je maatje aan de overkant, je duwt de bal vanaf borsthoogte richting borsthoogte van je maatje. Je loopt je bal achterna en sluit achteraan.
- Dribbel en pass: je loopt tot de pion in het midden met een hoge dribbel, vervolgens dribbel je ‘laag’ eromheen en daarna pass je de bal met een chest- of bouncepass naar je maatje. Je loopt je bal achterna en sluit achteraan. De dribbel probeer je met beide handen uit te voeren.
Plattegrond

Algemeen (per organisatie)
- Deelnemers – min. 6 / max. 12
- Afmeting – Rechthoek van 10 bij 6 meter
Materiaal
- Bucket 5x (3x groen, 2x blauw)
Activiteit 2
Scoren maar!
Instructievideo
Organisatie
De kinderen worden verdeeld in groepjes van 4.
Aandachtspunten
- Dribbelen: Duw de bal naar beneden, niet slaan
- Dribbelen: Stuiterhoogte: naast je heup
- Schieten/scoren: 1 hand gebruiken als stuurhand, met de hand aan de zijkant van de bal
- Schieten/scoren: 1 hand als duwhand, met de hand onder de bal om vanaf onderaf de bal te duwen (arm als soort zwanenhals)
Oefening
De kinderen gaan in stroomvorm van de startpositie naar de schietpositie. Eén van de kinderen staat met een hoepel in de handen als een levende basket voor het lichaam. Deze mag een beetje meebewegen met de bal.
- Scoren na een dribbel | je dribbelt naar de schietpositie om vervolgens te schieten in de hoepel | uitvoeren met beide handen.
- Scoren na een slalom | je dribbelt om de pionnen heen naar de schietpositie om vervolgens te schieten in de hoepel | uitvoeren met beide handen.
- Scoren na een één-tweetje | je passt de bal naar je maatje en loopt door naar de schietpositie. Daar krijg je de bal terug en je probeert te scoren in de basket
- 2 tegen 1 | De twee aanvallers gaan proberen de verdediger uit te spelen en in de basket te scoren. De verdediger gaat het scoren proberen te voorkomen.
Plattegrond

Algemeen (per organisatie)
- Deelnemers – min. 6 / max. 12
- Afmeting – Afstand van begin tot de basket: 10 meter
Materiaal
- Pion 6x
- Dopje 6x
- Hoepel 4x
Activiteit 3
4-doelenbasketbal
Instructievideo
Organisatie
De groep wordt in teams verdeeld en spelen in het aangegeven vak.
Aandachtspunten
- Niet lopen met de bal in je hand.
- Dribbelen mag, maximaal 5 passen/stuiters.
- Geen lichamelijk contact
- Bal mag niet uit de handen worden gepakt of geslagen.
- Wanneer de bal over de zijlijn is, dan mag de andere partij de bal uitnemen.
Oefening
Twee teams strijden tegen elkaar. Van beide teams staan er 2 spelers in de scoringsvakken, zij houden de hoepel vast en vormen het doel voor hun team. Ieder team kan dus op 2 doelen scoren. Na een bepaalde tijd (bijv. 2 minuten) wisselen de spelers vanuit het scoringsvak met een medespeler uit het veld. De spelleider begeleidt het spel volgens de spelregels.
Uitbouw 8+: de kinderen mogen de bal niet teruggooien naar de speler van wie het ontvangen hebben (dit om het vrijlopen te bevorderen)
Plattegrond

Algemeen (per organisatie)
- Deelnemers – min. 6 / max. 12
- Afmeting – vak van 20 bij 10 meter
Materiaal
- Bal 1x
- Dopje 18x (8x blauw, 8x rood, 2x geel)
- Hoepel 4x (2x blauw, 2x rood)